Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het voortgezet onderwijs

 

Artikel 27 Toelating, verwijdering, voorwaardelijke bevordering en verblijfsduur
1
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor elke soort van scholen of voor afdelingen van die scholen voorwaarden voor de toelating en voorschriften omtrent verwijdering en voorwaardelijke bevordering worden vastgesteld. De algemene maatregel van bestuur bedoeld in de eerste volzin houdt in elk geval voorschriften in met betrekking tot de voorwaarden voor de toelating tot de scholen, bedoeld in de artikelen 7, 8, 9 en 10a. Definitieve verwijdering van een leerling waarop de Leerplichtwet 1969 van toepassing is, vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorggedragen dat een andere school, dan wel een instelling als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Leerplichtwet 1969 bereid is de leerling toe te laten.
1a
Voor het volgen van een vorm van onderwijs als onderscheiden in artikel 5 aan een school wordt uitsluitend als leerling toegelaten degene waarvan de ouders, voogden of verzorgers aantonen, dan wel, indien hij meerderjarig en handelingsbekwaam is, degene die aantoont dat hij:
a
de Nederlandse nationaliteit bezit of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld,
b
vreemdeling is en jonger is dan 18 jaar op de eerste schooldag waarop de vorm van voortgezet onderwijs als onderscheiden in artikel 5 begint waarvoor voor de eerste maal toelating wordt gewenst,
c
vreemdeling is, 18 jaar of ouder is op de eerste schooldag waarop de vorm van voortgezet onderwijs als onderscheiden in artikel 5 begint waarvoor voor de eerste maal toelating wordt gewenst en op die dag rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, of
d
vreemdeling is, niet meer voldoet aan een van de voorwaarden, genoemd onder b of c, en eerder in overeenstemming met een van die onderdelen voor een vorm van voortgezet onderwijs als onderscheiden in artikel 5 is toegelaten tot een school, welke vorm van voortgezet onderwijs nog steeds wordt gevolgd en nog niet is voltooid.
1b
Indien na de toelating tot de school blijkt dat deze op welke grond dan ook niet in overeenstemming met lid 1a heeft plaatsgevonden, wordt de leerling onmiddellijk verwijderd.
2
De toelating wordt niet afhankelijk gesteld van een andere dan een bij of krachtens de wet geregelde bijdrage. Overeenkomsten waarbij ouders worden verplicht tot het betalen van een geldelijke bijdrage zijn nietig, behoudens voorzover zij na de toelating van de leerling tot de school schriftelijk zijn aangegaan en in het desbetreffende schriftelijke stuk aan de ouders kenbaar is gemaakt dat het een vrijwillige bijdrage betreft waarvoor de overeenkomst niet behoeft te worden aangegaan, doch waarvoor geldt dat na de ondertekening wel een verplichting tot betaling van de overeengekomen bijdrage bestaat. Zodanige overeenkomsten zijn evenzeer nietig, indien deze niet hebben voorzien in de vermelding dat de ouders de mogelijkheid hebben er voor te kiezen om de overeenkomst slechts voor bepaalde voorzieningen aan te gaan en ten behoeve daarvan niet een specificatie voor de te onderscheiden voorzieningen in de overeenkomst is opgenomen. Zodanige overeenkomsten zijn voorts nietig indien ten aanzien daarvan geen reductie- en kwijtscheldingsregeling geldt en de inhoud van die regeling niet in de overeenkomst is opgenomen. Een overeenkomst wordt telkens voor de periode van een schooljaar aangegaan.
3
Een leerling mag na vijf jaren te rekenen vanaf het ogenblik dat hij is aangevangen met voortgezet onderwijs, geen onderwijs meer volgen aan een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, aan een school voor voorbereidend beroepsonderwijs en in de eerste drie leerjaren van een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Indien een leerling na 31 januari van het schooljaar aanvangt met voortgezet onderwijs, eindigt het vijfde jaar op 31 juli van het schooljaar waarin de periode van vijf jaren verstrijkt. Een leerling mag geen praktijkonderwijs meer volgen aan een school voor praktijkonderwijs na afloop van het schooljaar waarin hij de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt. Op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, gedaan in het in de derde volzin bedoelde schooljaar, kan de inspectie toestaan dat de leerling het daaropvolgende schooljaar praktijkonderwijs kan blijven volgen, indien zij van mening is dat zonder het volgen van dit schooljaar de leerling niet voldoende is voorbereid op de functies, bedoeld in artikel 10f, derde lid, derde volzin. De inspectie kan de vierde volzin op overeenkomstige wijze toepassen in het schooljaar waarin de leerling de leeftijd van 19 jaren heeft bereikt.
4
Het derde lid is niet van toepassing op scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs die zijn aangewezen op grond van artikel 24, vijfde lid, voor zover het onderwijs bestemd is voor gehandicapte leerlingen.
5
Op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, gedaan in het vijfde jaar van de periode, genoemd in het derde lid, kan de inspectie die periode met ten hoogste een jaar verlengen ten behoeve van een leerling die voorafgaand aan het voortgezet onderwijs geen basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, of speciaal onderwijs dan wel voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra heeft gevolgd en die voldoet aan de volgende vereisten:
a
hij heeft bij het begin van het vijfde jaar van die periode de leeftijd van 18 jaren nog niet bereikt, en
b
hij volgt onderwijs aan een school voor voorbereidend beroepsonderwijs of aan een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs.
6
Op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, gedaan in het vijfde jaar van de periode, genoemd in het derde lid, kan de inspectie die periode met ten hoogste een jaar verlengen ten behoeve van een leerling die voldoet aan de volgende vereisten:
a
hij heeft in de eerste vier jaren van de periode van vijf jaren vanwege langdurige ziekte of vanwege bijzondere, van de wil van die leerling onafhankelijke omstandigheden meer dan 12 maanden het onderwijs niet kunnen volgen, dan wel
b
hij heeft in het vijfde jaar vanwege langdurige ziekte of ten gevolge van bijzondere, van de wil van die leerling onafhankelijke omstandigheden lange tijd het onderwijs niet kunnen volgen, en
c
hij volgt onderwijs aan een school voor voorbereidend beroepsonderwijs of aan een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs.
7
De inspectie willigt een verzoek, bedoeld in het vijfde en zesde lid, slechts in indien zij verwacht dat de leerling:
a
niet in staat zal zijn in dat vijfde jaar de opleiding met goed gevolg te voltooien, en
b
in de periode van de verlenging wel in staat zal zijn de opleiding met goed gevolg te voltooien.
8
Het vijfde en zesde lid kunnen niet tegelijkertijd worden toegepast ten aanzien van dezelfde leerling.
9
Indien het verzoek, bedoeld in het vijfde of zesde lid, een leerling betreft die leerwegondersteunend onderwijs volgt op basis van een beschikking van de regionale verwijzingscommissie, willigt de inspectie dat verzoek niet in dan nadat zij kennis heeft genomen van een recent op de desbetreffende leerling betrekking hebbend handelingsplan, bedoeld in artikel 10e, zesde lid, juncto artikel 10g, vierde lid.
10
Onverminderd het vijfde tot en met achtste lid, kan de inspectie, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorschriften, op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, ten aanzien van een leerling op individuele basis de verblijfsduur met een jaar verlengen, voor zover toepassing van het derde lid, eerste en tweede volzin, gelet op het belang van de leerling zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
11
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, in afwijking van de artikelen 7:10 en 7:24 van de Algemene wet bestuursrecht, kortere termijnen dan in de artikelen vermeld, worden bepaald voor het op een bezwaar- of beroepschrift te nemen besluit van het bevoegd gezag van een openbare school ter zake van de toelating en verwijdering van leerlingen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN AR4579, Hoger beroep kort geding, 03/1260
    Rechtsoort
    Handelszaak
    Datum uitspraak
    01-06-2004
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep kort geding
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Gerechtshof Arnhem
    De ouders hebben bij exploot van 12 december 2003 de school aangezegd van voornoemd vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van de school voor dit hof. In dit exploot hebben de ouders negen grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht en hebben zij nieuwe producties in het geding gebracht...
  • LJN AN9477, Eerste aanleg - enkelvoudig, 57111 / KG ZA 03-263
    Rechtsoort
    Civiel overig
    Datum uitspraak
    17-11-2003
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Zutphen
    Ingevolge de Wet op de expertisecentra hebben ouders bij toekenning van een leerlinggebonden budget de keuze om hun kinderen aan te melden bij het regulier onderwijs of het speciaal onderwijs. Uit deze wetsbepaling vloeit evenwel geen verplichting voort voor de school om dergelijke kinderen toe te laten...
  • LJN AP4539, Voorlopige voorziening+bodemzaak, 112420 / KG ZA 04-418
    Rechtsoort
    Handelszaak
    Datum uitspraak
    25-06-2004
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Voorlopige voorziening+bodemzaak
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank 's-Hertogenbosch
    verbod verwijdering leerlingen van het h.a.v.o.
  •